De AOW-leeftijd gaat geleidelijk omhoog naar 67 jaar in 2023. Tegelijk wil het kabinet Rutte dat werknemers minder geld belastingvrij opzij gaan leggen voor aanvullend pensioen. Hoe houd je je pensioen toch op peil?  

1. Doorwerken

Om eenzelfde pensioen te krijgen als voorheen zul je in elk geval langer moeten blijven werken. Op zijn minst tot je AOW-leeftijd, maar het wordt pas echt lucratief als je ook daarna blijft werken. Dan krijg je namelijk:

– AOW, bovenop je inkomen uit werk.

– Je valt in het lagere belastingtarief voor gepensioneerden. Want wie de AOW-leeftijd heeft bereikt, betaalt over de eerste en de tweede schijf respectievelijk 19 en 24 procent inkomstenbelasting in plaats van de 37 en 42 procent die voor anderen geldt. Dat komt doordat je geen AOW-premie, die via de inkomstenbelasting wordt geïnd, meer hoeft te betalen.

– Als je later stopt met werken, krijg je meer pensioen: voor elk jaar dat je later met (aanvullend) pensioen gaat dan de officiële pensioendatum, is de uitkering zo’n 9 procent hoger.

Dus als je je pensioen drie jaar uitstelt, krijg je maandelijks ruim een kwart meer op je bankrekening. Je mag zelfs je AOW later laten ingaan; je krijgt dan per uitgesteld jaar zo’n 6,5 procent meer AOW per maand. De uiterste pensioenleeftijd is nu 70 plus een maand, maar deze stijgt mee met de AOW-leeftijd tot 72 in 2023. Ook daarna mag je natuurlijk naast je pensioen inkomen verdienen met werk.

Zie ook dit artikel over Doorwerken na 65 jaar, wat heb ik daaraan? van Z24's Jasperien van Weerdt.

2. Vermogen opbouwen in Box 3

Door regelmatig geld te beleggen of sparen, bouw je vermogen op om later van te leven. Over dit vermogen betaal je tijdens de opbouwperiode wel elk jaar 1,2 procent vermogensbelasting (boven de belastingvrije drempel van 21.139 euro) in box 3. En dit blijft zo als je gepensioneerd bent.

Het pensioen dat je via een pensioenfonds of -verzekeraar, met een lijfrentepolis of een bancaire lijfrente (banksparen) opbouwt, wordt tijdens de opbouw niet belast met vermogensbelasting. Maar daar staat tegenover dat je  over de pensioenuitkeringen wel inkomstenbelasting in Box 1 betaalt.

Het opbouwen van vermogen in Box 3 heeft als voordeel boven 'fiscaal' pensioenvermogen, dat je helemaal zelf kunt bepalen hoe je het belegt en dat je er altijd aan kunt komen. Je kunt het gebruiken voor een nieuw huis, een nieuwe auto of voor als je wat krap bij kas zit. En ook als je met pensioen bent, heb je volledige controle over de pensioenpot. Dat heeft natuurlijk ook als nadeel dat het zomaar kan opraken.

3. Hoog-laag pensioen

Ben je aangesloten bij een pensioenfonds, dan zijn er diverse manieren om te schuiven met de hoogte van de uitkering, bijvoorbeeld als er een regeling is voor een hoog-laagpensioen.

Hierbij kies je voor een hoog pensioen in de eerste jaren na je pensionering en daarna tot je dood een laag pensioen. Niet alle pensioenfondsen bieden dit aan, maar gepensioneerden bij het Elsevier Pensioenfonds bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een 22 procent hoger pensioen de eerste 5 jaar en daarna tot hun dood een 8 procent lager pensioen.

De gedachte achter het hoog-laag pensioen is dat mensen in de eerste jaren na hun pensionering vaak nog willen en kunnen reizen, verhuizen of anderszins flink geld uitgeven en dat daarna hun bestedingen teruglopen. Het feit dat mensen met langdurige zorgkosten (AWBZ) daaraan moeten meebetalen op basis van hun inkomen en vermogen, zou een extra reden kunnen zijn om in de eerste pensioenjaren, als de kans op langdurige zorgbehoefte relatief klein is, te kiezen voor een tijdelijk hoger pensioen.

Ook als je voor je pensioen een lijfrentepolis of een bancaire lijfrente hebt (banksparen) geregeld, kun je tot op zekere hoogte de uitkeringen variëren, al hangt dat van de aanbieder af.

 4. Nabestaandenpensioen

Op het moment dat je met pensioen gaat, kun je afzien van een eventueel nabestaandenpensioen voor je partner. Dat levert, afhankelijk van het pensioenfonds, 10 tot 20 procent meer pensioen op.

Natuurlijk zijn er, mits de voorwaarden van het pensioenfonds het toelaten, ook allerlei combinaties mogelijk. Bijvoorbeeld door het aantal gewerkte uren geleidelijk af te bouwen en in hetzelfde tempo steeds meer pensioen op te nemen. Of door voor een hoog-laag pensioen te kiezen en na de eerste jaren met een hoog pensioen in de daaropvolgende ‘lage’ jaren je inkomen aan te vullen met gespaard vermogen. Dan erven je kinderen maar wat minder.

Dit is het zevende artikel in een reeks van De Maand van het Pensioen. De Maand van het Pensioen wordt mede mogelijk gemaakt door BeFrank. Klik hier voor meer informatie.

Lees ook:

Door werken na 65 jaar, wat heb ik daar aan? 

Mathijs Bouman: Dood door pensioen?

Mathijs Bouman: Hoe mijn pensioencarrière in het slop raakte

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl